zwartselde
- Geluid: zwartselde (hulp, bestand)
- zwart·sel·de
vervoeging van |
---|
zwartselen |
zwartselde
- enkelvoud verleden tijd van zwartselen
- Ik zwartselde.
- Jij zwartselde.
- Hij, zij, het zwartselde.
- Ik zwartselde.
vervoeging van |
---|
zwartselen |
zwartselde