ziegezaag
- zie·ge·zaag
vervoeging van |
---|
ziegezagen |
ziegezaag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ziegezagen
- Ik ziegezaag.
- gebiedende wijs van ziegezagen
- Ziegezaag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ziegezagen
- Ziegezaag je?