zat aaneen
- Geluid: zat aaneen (hulp, bestand)
- zat aan·een
vervoeging van |
---|
aaneenzitten |
zat aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenzitten
- Ik zat aaneen.
- Jij zat aaneen.
- Hij, zij, het zat aaneen.
- Ik zat aaneen.
vervoeging van |
---|
aaneenzitten |
zat aaneen