Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·melt

Werkwoord

vervoeging van
zamelen

zamelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zamelen
    • Jij zamelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zamelen
    • Hij zamelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zamelen
    • Zamelt!