Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wild·plakt

Werkwoord

vervoeging van
wildplakken

wildplakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wildplakken
    • ... dat jij wildplakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wildplakken
    • ... dat hij wildplakt.