Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wi·chelt

Werkwoord

vervoeging van
wichelen

wichelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wichelen
    • Jij wichelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wichelen
    • Hij wichelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wichelen
    • Wichelt!