Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·schijnt

Werkwoord

vervoeging van
weerschijnen

weerschijnt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerschijnen
    • Jij weerschijnt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerschijnen
    • Hij weerschijnt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van weerschijnen
    • Weerschijnt!