Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·komt

Werkwoord

vervoeging van
weerkomen

weerkomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerkomen
    • ... dat jij weerkomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerkomen
    • ... dat hij weerkomt.