weekeindt
- week·eindt
vervoeging van |
---|
weekeinden |
weekeindt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
- Jij weekeindt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
- Hij weekeindt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van weekeinden
- Weekeindt!
- Het woord weekeindt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.