vulgariseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vulgariseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vul·ga·ri·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vulgariseren |
vulgariseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vulgariseren
- Ik vulgariseer.
- gebiedende wijs van vulgariseren
- Vulgariseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vulgariseren
- Vulgariseer je?