vorderde af
- Geluid: vorderde af (hulp, bestand)
- vor·der·de af
vervoeging van |
---|
afvorderen |
vorderde af
- enkelvoud verleden tijd van afvorderen
- Ik vorderde af.
- Jij vorderde af.
- Hij, zij, het vorderde af.
- Ik vorderde af.
vervoeging van |
---|
afvorderen |
vorderde af