voorzongen
- Geluid: voorzongen (hulp, bestand)
- voor·zon·gen
vervoeging van |
---|
voorzingen |
voorzongen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voorzingen
- ...dat wij voorzongen.
- ...dat jullie voorzongen.
- ...dat zij voorzongen.
- ...dat wij voorzongen.
vervoeging van |
---|
voorzingen |
voorzongen