violanda

Latijn

Woordafbreking

• vi·o·lan·da

Zelfstandig naamwoord

violandă

1. nominatief onzijdig meervoud van violāndum
2. accusatief onzijdig meervoud van violāndum
3. vocatief onzijdig meervoud van violāndum

Bijvoeglijk naamwoord

violandă

1. nominatief vrouwelijk enkelvoud van violāndus
2. vocatief vrouwelijk enkelvoud van violāndus
3. nominatief onzijdig meervoud van violāndus
4. accusatief onzijdig meervoud van violāndus
5. vocatief onzijdig meervoud van violāndus

Bijvoeglijk naamwoord

violandā

1. ablatief vrouwelijk enkelvoud van violāndus