Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zool·de

Werkwoord

vervoeging van
verzolen

verzoolde

  1. enkelvoud verleden tijd van verzolen
    • Ik verzoolde. 
    • Jij verzoolde. 
    • Hij, zij, het verzoolde. 
  2. verbogen vorm van verzoold, voltooid deelwoord van verzolen