Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·wind

Werkwoord

vervoeging van
verwinden

verwind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwinden
    • Ik verwind. 
  2. gebiedende wijs van verwinden
    • Verwind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwinden
    • Verwind je?