Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·schijn

Werkwoord

vervoeging van
verschijnen

verschijn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschijnen
    • Ik verschijn. 
  2. gebiedende wijs van verschijnen
    • Verschijn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschijnen
    • Verschijn je?