• ver·pak·te
vervoeging van
verpakken

verpakte

  1. enkelvoud verleden tijd van verpakken
    • Ik verpakte. 
    • Jij verpakte. 
    • Hij, zij, het verpakte. 
  2. verbogen vorm van verpakt, voltooid deelwoord van verpakken

verpakte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verpakt