Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·or·den·de

Werkwoord

vervoeging van
verordenen

verordende

  1. enkelvoud verleden tijd van verordenen
    • Ik verordende. 
    • Jij verordende. 
    • Hij, zij, het verordende. 
  2. verbogen vorm van verordend, voltooid deelwoord van verordenen