• ver·lof·da·gen

de verlofdagenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verlofdag
     Hij bezwoer dat hij alleen maar verliefd was geraakt en dat dat helemaal losstond van de lengte van zijn verlof, maar dat er nieuwe verlofdagen kwamen, dat hij elke dag naar haar zou verlangen en zo verder. Toen hij eindelijk wegkwam, was hij even opgelucht als altijd.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265