Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ko·ker·de

Werkwoord

vervoeging van
verkokeren

verkokerde

  1. enkelvoud verleden tijd van verkokeren
    • Ik verkokerde. 
    • Jij verkokerde. 
    • Hij, zij, het verkokerde. 
  2. verbogen vorm van verkokerd, voltooid deelwoord van verkokeren