Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·klun·gel

Werkwoord

vervoeging van
verklungelen

verklungel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verklungelen
    • Ik verklungel. 
  2. gebiedende wijs van verklungelen
    • Verklungel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verklungelen
    • Verklungel je?