Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·frans·te

Werkwoord

vervoeging van
verfransen

verfranste

  1. enkelvoud verleden tijd van verfransen
    • Ik verfranste. 
    • Jij verfranste. 
    • Hij, zij, het verfranste. 
  2. verbogen vorm van verfranst, voltooid deelwoord van verfransen