• ver·bijs·ter·de
vervoeging van
verbijsteren

verbijsterde

  1. enkelvoud verleden tijd van verbijsteren
    • Ik verbijsterde. 
    • Jij verbijsterde. 
    • Hij, zij, het verbijsterde. 
  2. verbogen vorm van verbijsterd, voltooid deelwoord van verbijsteren

verbijsterde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verbijsterd