verbijsterde
- ver·bijs·ter·de
vervoeging van |
---|
verbijsteren |
verbijsterde
- enkelvoud verleden tijd van verbijsteren
- Ik verbijsterde.
- Jij verbijsterde.
- Hij, zij, het verbijsterde.
- Ik verbijsterde.
- verbogen vorm van verbijsterd, voltooid deelwoord van verbijsteren
verbijsterde
- verbogen vorm van de stellende trap van verbijsterd