veranker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·an·ker
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verankeren |
veranker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verankeren
- Ik veranker.
- gebiedende wijs van verankeren
- Veranker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verankeren
- Veranker je?