• ve·jen
Naar frequentie 336

vejen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van vej


vervoeging van
vejar

vejen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van vejar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van vejar