Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vaar·digt

Werkwoord

vervoeging van
vaardigen

vaardigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaardigen
    • Jij vaardigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaardigen
    • Hij vaardigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vaardigen
    • Vaardigt!