uitverkochten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·ver·koch·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitverkopen |
uitverkochten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitverkopen
- ...dat wij uitverkochten.
- ...dat jullie uitverkochten.
- ...dat zij uitverkochten.
- ...dat wij uitverkochten.