uitblijft
- uit·blijft
vervoeging van |
---|
uitblijven |
uitblijft
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblijven
- ... dat jij uitblijft.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblijven
- ... dat hij uitblijft.