enkelvoud meervoud
naamwoord twalap -

twalap

  1. letterlijk: twee oulap: twee oude lappen; vgl. een appel en een ei, het een en ander
    «Nie net kan Bosman nou 'n paar twalap verdien as beroepspeler nie, hy kan dit ook eensklaps verloor weens amateuragtigheid.»
    Niet alleen kan Bosman nou het een en ander verdienen als beroepsspeler, hij kan dit ook nog opeens verliezen wegens amateurisme.