Deens

Woordafbreking
  • tu·ris·ter
Naar frequentie 6440

Zelfstandig naamwoord

turister, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van turist


Noors

Woordafbreking
  • tu·ris·ter
Naar frequentie 6674

Zelfstandig naamwoord

turister, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van turist