Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tru·keer

Werkwoord

vervoeging van
trukeren

trukeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trukeren
    • Ik trukeer. 
  2. gebiedende wijs van trukeren
    • Trukeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trukeren
    • Trukeer je?