trim
de trim m
- (scheepvaart) langsscheepse helling van het schip in het water
- Hoe bepaal je de trim van het schip?
- (filmkunst), (techniek) filmmateriaal dat wordt opgenomen maar niet verder gebruikt
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- Het woord trim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- erfwoord van Middelengels trimen/trymen/trümen, Angelsaksisch trymman ("sterker maken, versterken"). West-Germaans *trummjan, Proto-Germaans *trumjaną/*trumaz.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
trim | trims |
trim
- garnering, versiering
- (scheepvaart) trim zn [1]
- (filmkunst), (techniek) trim zn [2]
- staat zn [1], toestand
- (kleding) kostuum
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
trim | trimmer | trimmest |
trim
- overgankelijk (enigszins) verminderen
- overgankelijk (vooral een kerstboom) versieren [1]
- overgankelijk netjes, mooi maken
- overgankelijk (van haar) afknippen, bijknippen
- overgankelijk snoeien
- onovergankelijk laveren, schipperen (ook fig.)
- onovergankelijk, (scheepvaart) stilliggen
- overgankelijk, (scheepvaart) brassen ww [3], trimmen ww [3]
- overgankelijk, (scheepvaart) optuigen [2]
- overgankelijk berispen, een uitbrander geven, uitfoeteren