trilde door
- Geluid: trilde door (hulp, bestand)
- tril·de door
vervoeging van |
---|
doortrillen |
trilde door
- enkelvoud verleden tijd van doortrillen
- Ik trilde door.
- Jij trilde door.
- Hij, zij, het trilde door.
- Ik trilde door.
vervoeging van |
---|
doortrillen |
trilde door