transformeerde
- trans·for·meer·de
vervoeging van |
---|
transformeren |
transformeerde
- enkelvoud verleden tijd van transformeren
- Ik transformeerde.
- Jij transformeerde.
- Hij, zij, het transformeerde.
- Ik transformeerde.
- ▸ Tijdens het eten van mijn pastaprutje transformeerde de lucht tot een oranje vuurzee door de ondergaande zon.[1]
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers