Frans

Uitspraak

Werkwoord

titiller

  1. kietelen, prikkelen
  2. (spreektaal) bezighouden
    «L’idée de braquer le Crédit Agricole le titillait depuis quelques jours.»
    Hij liep al een tijd rond met het idee de Crédit Agricole te overvallen. [1]

Verwijzingen