terugwees
- te·rug·wees
vervoeging van |
---|
terugwijzen |
terugwees
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van terugwijzen
- ... dat ik terugwees.
- ... dat jij terugwees.
- ... dat hij, zij, het terugwees.
- ... dat ik terugwees.
vervoeging van |
---|
terugwijzen |
terugwees