terselfdertyd

  1. tezelfdertijd
    «Die bepalings wat tans geld, gee die polisie al die skietgoed wat hulle nodig het, maar verhoed terselfdertyd dat beamptes nie soos in die apartheid-tyd skietlustig raak nie.»
    De bepalingen die nu gelden geven de politie alle schiettuig dat zij nodig hebben, maar voorkomen tezelfdertijd dat de agenten niet zoals in de apartheidstijd schietlustig gaan worden.