termineer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ter·mi·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
termineren |
termineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van termineren
- Ik termineer.
- gebiedende wijs van termineren
- Termineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van termineren
- Termineer je?