tegenwerkten
- te·gen·werk·ten
vervoeging van |
---|
tegenwerken |
tegenwerkten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van tegenwerken
- ...dat wij tegenwerkten.
- ...dat jullie tegenwerkten.
- ...dat zij tegenwerkten.
- ...dat wij tegenwerkten.
vervoeging van |
---|
tegenwerken |
tegenwerkten