Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • suist

Werkwoord

vervoeging van
suizen

suist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suizen
    • Jij suist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suizen
    • Hij suist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van suizen
    • Suist!