subordineer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: subordineer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sub·or·di·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
subordineren |
subordineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van subordineren
- Ik subordineer.
- gebiedende wijs van subordineren
- Subordineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van subordineren
- Subordineer je?