subah

  1. met nadruk: omdat, omdat nu eenmaal, alleen omdat
    «Subah wé kaja, djĕnkat pĕdih bĕprih»
    Omdat hij zich zo rijk voelt, is hij aanmatigend in zijn spreken. [1]

subah

  1. onbeschoft, gebrek aan respect tonend
    «Òja anak ngö subah kĕn ama-inöé pudah a.»
    Dat kind heeft zich vroeger oneerbiedig gedragen tegenover zijn ouders.
  1. Gajosch-Nederlandsch Woordenboek, door G.A.J. Hazeu, Landsdrukkerij Batavia 1907