stimuleer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sti·mu·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stimuleren |
stimuleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stimuleren
- Ik stimuleer.
- gebiedende wijs van stimuleren
- Stimuleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stimuleren
- Stimuleer je?