Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stijft

Werkwoord

vervoeging van
stijven

stijft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijven
    • Jij stijft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijven
    • Hij stijft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stijven
    • Stijft!