spijkerde aaneen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spij·ker·de aan·een
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aaneenspijkeren |
spijkerde aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenspijkeren
- Ik spijkerde aaneen.
- Jij spijkerde aaneen.
- Hij, zij, het spijkerde aaneen.
- Ik spijkerde aaneen.