Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spij·ker·de aan·een

Werkwoord

vervoeging van
aaneenspijkeren

spijkerde aaneen

  1. enkelvoud verleden tijd van aaneenspijkeren
    • Ik spijkerde aaneen. 
    • Jij spijkerde aaneen. 
    • Hij, zij, het spijkerde aaneen.