Deens

Woordafbreking
  • sku·er

Werkwoord

skuer

  1. tegenwoordige tijd van skue

Zelfstandig naamwoord

skuer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van skue


Noors

Woordafbreking
  • sku·er
Naar frequentie 36263

Werkwoord

skuer

  1. tegenwoordige tijd van skue

Zelfstandig naamwoord

skuer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van skue