Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sim·pli·fi·ceert

Werkwoord

vervoeging van
simplificeren

simplificeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simplificeren
    • Jij simplificeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simplificeren
    • Hij simplificeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van simplificeren
    • Simplificeert!