seufzte
- seufz·te
seufzte
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd onbepaalde wijs bedrijvende vorm van seufzen
seufzte
- derde persoon enkelvoud verleden tijd onbepaalde wijs bedrijvende vorm van seufzen
seufzte
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van seufzen
seufzte
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van seufzen
- seufzte auf