sauveerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sau·veer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sauveren |
sauveerde
- enkelvoud verleden tijd van sauveren
- Ik sauveerde.
- Jij sauveerde.
- Hij, zij, het sauveerde.
- Ik sauveerde.
vervoeging van |
---|
sauveren |
sauveerde