samenpropte
- Geluid: samenpropte (hulp, bestand)
- sa·men·prop·te
vervoeging van |
---|
samenproppen |
samenpropte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van samenproppen
- ... dat ik samenpropte.
- ... dat jij samenpropte.
- ... dat hij, zij, het samenpropte.
- ... dat ik samenpropte.